De term heupdysplasie wordt gebruikt voor een stoornis in de ontwikkeling van het heupgewricht. Daarom wordt tegenwoordig de term DDH gebuikt, Developmental Dysplasia of the Hip. Als een slechte ontwikkeling van het heupgewricht niet op tijd wordt ontdekt kan het kind op al jong volwassen leeftijd klachten krijgen van pijn en slijtage van de heup.
Het heupgewrichtje begint al in de 7e week van de zwangerschap zich te ontwikkelen. Tussen de aanleg van de kop en de kom ontstaat de gewrichtsspleet en met 11 weken is deze ontwikkeling voltooid. Rond de 18e week ontstaan de spieren rond het gewrichtje. Wanneer het kind geboren wordt is eigenlijk het grootste deel van het gewricht nog kraakbeen. Het kommetje blijft zich door ontwikkelen en zal geleidelijk over de kop heen gaan groeien om deze zo goed mogelijk te overdekken. Geleidelijk zal ook in de kop van het bovenbeen het kraakbeen vanuit het centrum verbenen en kunnen we de kopkern ook op de foto zien.
Bij heupdysplasie is het heupgewricht niet goed ontwikkeld. De heupkom is niet diep genoeg en overdekt de heupkop niet goed. De heupkop kan dan gemakkelijk uit de ondiepe kom glijden. Het is zelfs mogelijk dat de heup steeds verder ontwricht wordt en de heupkop helemaal niet meer in de kom komt (heupluxatie). Heupdysplasie is een van de meest voorkomende ontwikkelingsstoornissen die na de geboorte tot uiting komen. Het komt bij ongeveer twee procent van alle baby’s voor. Heupdysplasie is niet pijnlijk, maar als deze afwijking niet wordt behandeld, kan later slijtage ontstaan met als mogelijk gevolg een operatie ter correctie of zelfs vervanging van de heup. Veel kinderen met Spina Bifida hebben ook een heupdysplasie.
De heup is een kogelgewricht, bestaande uit een ronde kop en een kom. Bij een normale heup (foto links) zien we dat de kop goed diep in de kom zit en dus het lichaamsgewicht geheel wordt gedragen. Bij de dysplastische heup (foto rechts) is de kom niet mooi ontwikkeld en ondiep. Daardoor zal het lichaamsgewicht zorgen voor een puntbelasting en een glijdende kracht welke de heupkop langzaam aan uit de kom duwt.
Oorzaken
De oorzaak van heupdysplasie is nog onduidelijk. De afwijking komt niet overal even veel voor. De afwijking komt wel vaker voor bij meisjes dan bij jongens. Daarnaast lijken erfelijke en familiaire invloeden aanwezig. Bij baby’s van wie een van de ouders, zusjes of broertjes heupdysplasie heeft of heeft gehad, is de kans dat de afwijking ontstaat veel groter. Ook de ligging van de baby in de baarmoeder lijkt van invloed te zijn, want bij een stuitligging komt heupdysplasie iets vaker voor. In hoeverre na de geboorte de afwijking door bepaalde houdingen kan verergeren is niet nog helemaal duidelijk. Wel is bekend dat het dragen van de baby in een draagzak (in heupspreidpositie) gunstig is. Strekken van de benen, bijvoorbeeld om de lichaamslengte te meten, wordt daarom afgeraden.
Onderzoek
Echografie-onderzoek kan al in de eerste maanden na de geboorte worden verricht. Bij het vermoeden van heupdysplasie moet in ieder geval een röntgenfoto worden gemaakt. Röntgenfoto’s leveren echter meestal pas na de derde levensmaand voldoende gegevens op. Als de heupkop al zo ver uit de kom is dat hij niet zomaar kan worden teruggeplaatst, wordt vaak een röntgencontrast-onderzoek van het gewricht (artrogram) uitgevoerd om te beoordelen of er weefsel tussen kop en kom zit. Dit weefsel verhindert soms het terugplaatsen van de heupkop.
Heupdysplasie: beugel/bandage
Zodra een heupdysplasie wordt geconstateerd dient de behandeling te beginnen. Meestal is dit in de leeftijdsfase van drie tot zes maanden. Onder de leeftijd van drie maanden geneest heupdysplasie vaak spontaan en is dus geen speciale behandeling nodig.
Bij de behandeling wordt de heupkop goed in de heupkom gebracht. Deze positie wordt vervolgens vastgezet, zodat de kom zich dieper kan ontwikkelen. Hiervoor worden de benen met klittenband in spreidstand gehouden met behulp van een beugel of bandage. Als het kind in deze spreidstand veel met de benen trappelt, ontstaat door intensievere druk van de heupkop in de heupkom een groeiprikkel. Hierdoor vormt de vlakke heupkom een beter dak boven de kop. De behandeling doet geen pijn en uw kind wordt door de bandage niet in de ontwikkeling geremd.
De beugel of bandage moet meestal 23 uur per dag worden gedragen, maar mag bij het baden of aankleden worden afgedaan (tenzij de arts andere instructies heeft gegeven).
Heupluxatie: tractie of operatie
Als de heup echt uit de kom is, kan ook nog met een bandage geprobeerd worden de heup weer in de kom te krijgen, maar als dit na enige weken niet lukt, is ziekenhuisopname nodig. Met een tractiebehandeling wordt dan geprobeerd de heup weer op zijn plaats te brengen. Daarbij worden de heupen en pezen met gewichten voorzichtig opgerekt, zodat na enkele weken de heupkop soepel in de kom kan glijden. Deze behandeling is niet pijnlijk. Na de behandeling wordt meestal voor een periode van tweemaal zes weken een bekkengips aangelegd. Het gewrichtskapsel wordt dan stevig genoeg en de kop kan er niet meer uitglijden.
Als er weefsel aanwezig is tussen heupkop en heupkom of als tractiebehandeling niet helpt, kan een operatie nodig zijn. Hierbij wordt het weefsel verwijderd en wordt de kop in de kom geplaatst. Soms wordt tijdens de operatie een tweede ingreep verricht. Omdat de heupkom ondiep is, wordt dan aan de bovenkant gelijktijdig een pandakplastiek verricht: een stukje bot uit het bekken wordt daarbij boven in het pandak gezet zodat het zich sneller kan ontwikkelen.
De behandelingsduur verschilt per patiënt en is afhankelijk van de ernst van de afwijking en het verloop van het genezingsproces. Regelmatige controle door de orthopedisch chirurg is altijd nodig. Soms doet zich een lichte complicatie voor, bijvoorbeeld als de ontwikkeling van de heupkom tijdelijk in de groei gestoord raakt. Bij de meeste kinderen echter verloopt de behandeling zonder problemen. Ze zijn dan ook meestal uitbehandeld nog voordat ze gaan lopen.
Toekomst
Tijdige behandeling van heupdysplasie en heupluxatie geeft in veruit de meeste gevallen een goed resultaat. Door de behandeling kunnen gewrichtsproblemen, zoals toenemende luxatie en artrose worden voorkomen. Vrijwel alle behandelde kinderen ontwikkelen een goed heupgewricht en kunnen een normaal leven leiden.
Bron : orthopeden.org